Ook dit hemelvaartweekend zijn wij weer te vinden in een stacaravan in het Zuid-Limburgse land. Ik herinner me nog hoe ik tegen mijn vrouw zei dat ik in een van die huurcaravan’s nog niet dood gevonden zou willen worden. Dat was jaren terug toen wij nog geen kinderen hadden. Inmiddels is de bescheiden extra luxe van zo’n caravan t.o.v. het primitieve kamperen in een tent voor ons noodzaak geworden. Het is echt een Nederlandse camping hier. Aan alles is gedacht en alles ziet er netjes, goed onderhouden en ordelijk uit. Geen grassprietje is te lang. Ik besluit vandaag zoals zoveel andere sportieve gasten op deze camping een stukje te gaan hardlopen tot net over de Belgische grens die hier vlakbij ligt. Vanaf de slagboom zet ik een looppas in. Na 50 meter sla ik linksaf een smal, overwoekerd pad in dat steil verder naar beneden het dal in loopt. Ik kom bij een klein riviertje dat door een tunnel van bomen en struiken stroomt en passeer het via enkele stapstenen. En dan na 100 meter vanaf mijn eigen perfecte kampeerplek……….verandert ineens alles.
Via
een brandnetelpad kom ik eerst op een andere camping die op Waals grondgebied is gelegen. Voor mij uit fietsen nu 2 kleine Frans sprekende kinderen terwijl de voertaal 50 meter verderop nog
Nederlands was. Ik kom een aantal buitenlandse mensen tegen die hier verblijven. Het valt me op dat het overwegend grauwe, gezette types zijn gehuld in wijde, vale kleding. Crocs mogen niet
ontbreken. Het gras is te lang, de hekjes gammel en de veelkleurige, golfplaten stacaravans uit de jaren 60 zijn roestig en met mos begroeid. Ik snuif ineens de geur van zuurkool en gebraden
varken aan het spit op. Ik kwam hier al vaker en constateer dat de campingeigenaar er voor het 3e opeenvolgende jaar ondanks het tot plonzen aanzettende warme weer niet in geslaagd is om de
glijbaan bij het zwembad te repareren. De Franse slag is overal zichtbaar. Men maakt hier een wat minder vooruitstrevende indruk. Als toeschouwer vind ik het fascinerend maar ik zou
waarschijnlijk gek worden als ik maar een dag in deze sfeer zou moeten leven en functioneren.
Via een steil, verhard pad verlaat ik de camping en loop ik nu omhoog richting een eenvoudig kerkje dat ik deze keer niet zal bezoeken. Op het kerkhof wappert een flodderige, gebleekte Belgische
vlag. Hierachter is een pleintje te vinden met een école, een boulangerie en een pittoreske brasserie. Toen ik het kerkje een tijd geleden betrad viel mij een bord op waarop alle personen die in
dit dorp zijn gestorven met naam en foto vermeld staan. Het bord ging vele jaren terug want er wonen en overlijden maar weinig mensen hier. Het viel mij destijds opdat de meesten zo rond hun 70e
jaar gestorven waren, niet overdreven oud dus. Terwijl ik het laatste, zeer steile stuk naar het kerkje omhoog ren word ik plots gepasseerd door een mountainbiker die het pad verdacht snel omhoog
fietst. Het blijkt i.t.t. hetgeen je zou verwachten geen “jonge god” maar juist een “oude knakker” te zijn, ook van rond de 70. Het verwondert mijn niet dat ze bestaan maar ik heb dit soort
mountainbikes nog niet eerder gezien. Hier is duidelijk sprake van een elektrisch aangedreven ATB hetgeen door de goed uitgeruste man met een Nederlands accent wordt bevestigd als ik er naar
vraag. Deze “bejaarde” Nederlander gebruikt m.a.w. de modernste Nederlandse technologieën op sportfietsgebied om hier op deze leeftijd nog trappend boven te kunnen komen. Wat een tegenstelling
denk ik bij mijzelf. In dit oord waar de tijd lijkt stil te staan bereiken de meeste Waalse bewoners op zijn leeftijd dit kerkje cru gezegd enkel nog tussen 6 plankjes. En hij pedaleert gewoon
rustig omhoog.
Als adviseur op het gebied van onder andere innovatiesubsidies voor bedrijven ben ik wel bekend met het ontwikkelproces van nieuwe aandrijf- en accutechnologieën. Nee niet in technisch
inhoudelijke zin, dat is natuurlijk het domein van onze klant. Maar ik regel een stuk van de financiering, het geld dat het continue, technische en bedrijfsmatig gezien risicovolle verbeterproces
mogelijk maakt. Ja ik geloof dat ik best mag zeggen dat ik een aandeel heb in de totstandkoming van dit soort technieken. Mooi dat onze innovativiteit, voortkomend uit onze typerende Nederlandse
ondernemendheid en voortuitstrevendheid ons in staat stelt om tegenwoordig tot op hogere leeftijd dit soort sportieve activiteiten te kunnen ondernemen. Maar zorg ik met mijn subsidiewerk dan ook
voor een significant betere gezondheid en vitaliteit van de oudere medemens? Mag ik m.a.w. zelfs claimen een bijdrage te leveren aan het ouder worden van mensen? Misschien gaat het toch wel wat
ver om mezelf die eer toe te kennen bedenk ik me. En dan realiseer ik me plots dat het korte stukje van onze camping in Nederland naar dit Belgische kerkje de laatste wandeling van mijn vader
moet zijn geweest niet lang voordat hij enkele jaren geleden aan een ernstige ziekte overleed. Hij was toen net 72 en tot aan zijn dood uiterst ondernemend.
Reactie schrijven